Hi Juda,
OK, serieus dan 8)
Cellen zijn te complex. Daarom kunnen ze niet simpelweg uit niets ontstaan.
Ze kunnen gewoonweg niet ontwikkelen omdat er zaken inzitten die zonder elkaar niet kunnen functioneren maar afzonderlijk van elkaar niet werken.
Hetzelfde zou je kunnen zeggen bij vleugels of het oog. Dat noemt men dan 'omherleidbare complexiteit' en heel snel, precies als jij deed wordt er dan een voorbeeld als een klok of een computer bijgehaald.
Dit was een heel slimme aanpak van Michael Behe die met dat begrip kwam. De vraag die erachter schuil ging was niettemin een heel belangrijke: hoe kan iets complex omtstaan. Het punt hier is dat de aanname dat iets pas werkt als het helemaal af is niet klopt. Laat ik het voorbeeld van dat oog bij de kop pakken. Dat oog heeft zich ontwikkeld vanaf een stel lichtgevoelige cellen, waarmee je licht en donker kon onderscheiden. Vervolgens vormde die cellen, na talloze generaties, een komvorm, waardoor je richting kon bepalen. Weer later werd de lichtopening kleiner, waardoor een soort camera onscura effect ontstond: je kon vaag de dingen zien. Weer later kwam daar een lens bij, en elke verbetering bevoordeelde de drager ervan, zodat natuurlijke selectie uiteindelijk een volwaardig oog opleverde. Bij alle voorbeelden kun je een vergelijkbaar traject optekenen. Veren hielden de drager warm bijvoorbeeld en pas veel later bleek je met dat verenpak te kunnen fladderen of van boom naar boom springen. En ook hier zorgde natuurlijke selectie voor een volwaardige vlieguitrusting.
Het voorbeeld van een auto is in die zin misleidend. Dat is een constructie, gemaakt in een zeer korte tijdspanne, van meet af aan bedoeld als auto. In de biologie werkt dat anders, er ontstaan allerlei primitieve functies die de drager bevoordelen. En vergeet de factor tijd hier niet. Evolutie doet er heel lang over, miljoenen generaties, miljoenen mutaties. Soms gaat het sneller, als een mutatie een sterk voordeel oplevert.
Ons dna was er dus ook niet in eens, daar zijn ongetwijfeld allerlei primitieve tussenvormen van geweest, telkens beter toegerust om te overleven.