Het ontstaan van nieuwe soorten.

Diverse voorbeelden van het ontstaan van nieuwe soorten via waarneming en experiment
Tijs Huisman
Berichten: 40
Lid geworden op: 12-07-2010 20:44

Het ontstaan van nieuwe soorten.

Bericht door Tijs Huisman » 19-07-2010 11:57

Darwin publiceerde in 1859 zijn boek met de titel ‘On the origin of species’, over het ontstaan van de soorten. Zijn idee was, dat nieuwe soorten kunnen ontstaan uit bestaande soorten. Hoe kunnen we bewijzen dat er nieuwe soorten ontstaan?

Biologen werken met waarnemingen en proeven (experimenten).
Biologen hebben ontdekt, dat bepaalde soorten binnen een geslacht, een soortengroep dus, soms een veelvoud aan chromosomen hebben, een veelvoud aan erfelijk materiaal dus.
Dat noemen we polyploïde soorten.
Tarwe, koolzaad, pruim en tabak zijn bekende polyploïde cultuurproducten.
Naar schatting is meer dan 50% van alle planten in midden en noord Europa polyploïd.
Dat zijn dus overweldigend veel voorbeelden van het spontaan ontstaan van nieuwe soorten in de natuur.

Maar ook via experimenten is het gelukt nieuwe soorten te laten ontstaan.

Het is Münzing al in 1931 gelukt om kunstmatig polyploïde hennepnetels te kweken. Een beroemd ander voorbeeld van het in een laboratorium kweken van een polyploïde soort is de koolradijs, een kruising tussen een radijs en een koolsoort, die beiden behoren tot verschillende geslachten, dus niet verwante soortengroepen. Een duidelijk bewijs van macro-evolutie, ontwikkeling van nieuwe soorten buiten de eigen soortengroep.

Conclusie: Darwin had gelijk.
Nieuwe soorten kunnen ontstaan uit bestaande soorten.

Tijs Huisman

carel
Berichten: 1569
Lid geworden op: 15-07-2010 10:40

Bericht door carel » 22-07-2010 10:31

Hi Tijs,

Peter schreef een post, ik dacht in antwoord op PB op zijn blog die hier over gaat.

Op: http://www.vkblog.nl/bericht/323386/Exi ... commentaar
Afbeelding
Ik heb de post hier precies zo weergegeven als hij op Peters blog is gesteld.

Op zijn minst lijkt het me hier dienstig als de aanklacht tegen 'christenen' toch wat handen en voeten krijgt, nietwaar?
groet
Carel

Er zijn twee oneindigheden, het universum en de menselijke domheid. maar van het eerste ben ik niet helemaal zeker. Albert Einstein. :wink:

Tijs Huisman
Berichten: 40
Lid geworden op: 12-07-2010 20:44

Bericht door Tijs Huisman » 22-07-2010 11:46

Carel.
Je geeft een citaat van Peter T.
Je reactie is:
“Op zijn minst lijkt het me hier dienstig als de aanklacht tegen 'christenen' toch wat handen en voeten krijgt, nietwaar? “

Het is een al meer dan honderd jaar oud gevecht tussen evolutiebiologen en creationisten.
Darwin had gelijk, dat nieuwe soorten kunnen ontstaan uit bestaande soorten.
Creationisten kunnen daar niet onderuit en benoemen soorten als variaties.
Ze negeren de bekende definities van het biologische begrip soort, species.
Ze vervangen het begrip soort door vaag gedefinieerde begrippen als ‘dieren naar hun aard’, of een vaag begrip als ‘baramin’.
Kortom, Darwin had gelijk, dat nieuwe soorten kunnen ontstaan uit bestaande soorten.

De hamvraag is, hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan.
Peter T. heeft gelijk wanneer hij beweert, dat de verklaringen van Darwin over natuurlijke selectie niet langer volstaan.
Natuurlijke selectie leidt tot verarming van de soort, tot degeneratie.
Dat is al meer dan honderd jaren bekend.
Maar de wetenschap heeft niet stilgestaan.
Populatiebiologie en onderzoek naar isolaties van populaties spelen al tientallen jaren een belangrijke rol bij het onderzoek van het ontstaan van nieuwe soorten.
Uit onderzoek is al tientallen jaren geleden gebleken, dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen genetische isolatie, geografische isolatie, ecologische isolatie en voortplantingsbiologische isolatie.
Al deze vormen van isolatie leveren hun bijdragen aan de vorming van nieuwe soorten.
Van elk van deze vormen van isolatie kan ik goede voorbeelden leveren.

Daarnaast is bekend, dat genetisch onderzoek ook al tientallen jaren bijdragen levert aan antwoorden op de vraag, hoe nieuwe soorten kunnen ontstaan uit bestaande soorten.

In antwoord op de verdere opmerkingen van Peter T. zoals gemeld in het citaat van Peter wil ik beweren, dat ik in God geloof en de evolutietheorie accepteer en dat deze beweringen goed met elkaar te combineren zijn.
Dat dit volgens Peter T. weerzinwekkend is, is een standpunt waarvan ik me distantieer.



Tijs

Determinist
Berichten: 193
Lid geworden op: 09-07-2010 18:36

Bericht door Determinist » 22-07-2010 12:33

Als recent voorbeeld waarbij soortvorming te observeren is kan je deze noemen:

http://evolutieencreat.forum2go.nl/fat- ... d-t45.html

Zodra een groep organismen binnen dezelfde soort niet meer met de andere groep(en) binnen de soort DNA uitwisselen (eh zich vermenigvuldigen, zich niet vermengen) wordt de incompatibiliteit tussen de groep(en) groter, omdat de opvolgende DNA mutaties gescheiden blijven. En zoals bekend is DNA incompatibiliteit de basis voor de definitie van soort (de wetenschappelijke term).

Hoe meer tijd je laat verstrijken waarbij DNA van de ene groep en de andere groep steeds meer verschillen laten zien zullen de kenmerken die het DNA verschil oplevert groter en groter worden. In het begin zal het verschil klein zijn (zoals in het artikel de lippen van de vis). Maar die verschillen worden groter en zoals ook bekent hebben DNA mutaties ook andere gevolgen die niet direct in verbinding staan met de oorzaak van de groeps verwijdering. Side effects treden op, waarbij grotere lippen bijvoorbeeld ook grotere koppen tot gevolg heeft, of het verkrijgen van een andere kleur.

Laat je dit duizenden of miljoenen jaren doorgaan krijg je uiteindelijk groepen/soorten die erg verschillend zullen zijn. In uiterlijk en gedrag.

Elk mens zal dan deze groepen als verschillende diersoorten zien. De evoloog zoekt dan naar de gemeenschappelijke voorouder waaruit de ene en de andere groep ontstaan is. De creationist zal stellen dat de ene groep en de andere groep los van elkaar zijn gecreëerd.

carel
Berichten: 1569
Lid geworden op: 15-07-2010 10:40

Bericht door carel » 26-07-2010 22:14

Hi Tijs,
Tijs Huisman schreef:Natuurlijke selectie leidt tot verarming van de soort, tot degeneratie.
Dat is al meer dan honderd jaren bekend.
Maar de wetenschap heeft niet stilgestaan.
Populatiebiologie en onderzoek naar isolaties van populaties spelen al tientallen jaren een belangrijke rol bij het onderzoek van het ontstaan van nieuwe soorten.
Uit onderzoek is al tientallen jaren geleden gebleken, dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen genetische isolatie, geografische isolatie, ecologische isolatie en voortplantingsbiologische isolatie.
Al deze vormen van isolatie leveren hun bijdragen aan de vorming van nieuwe soorten.
Van elk van deze vormen van isolatie kan ik goede voorbeelden leveren.
Vooral dit stukje licht ik er even uit:
genetische isolatie, geografische isolatie, ecologische isolatie en voortplantingsbiologische isolatie.
Al deze vormen van isolatie leveren hun bijdragen aan de vorming van nieuwe soorten.
Zeker leveren die een bijdrage en in sommige gevallen kan het dan heel snel gaan. Kun je dit, dat is mijn vraag, ook toepassen op het toenemen van complexiteit? Dus juist het tegenovergestelde van degeneratie? Is er biologisch een mechanisme te bedenken, bestaande uit deze onderdelen of nog meer onderdelen dat ertoe leidt dat de complexiteit toeneemt?

Waarom is het niet gebleven bij enkele stevige knoeperds, simpel en sterk, zeg maar bio-rambo's, die het, net als de haaien, lang konden volhouden maar als soort niet bijzonder complex waren/zijn?
groet
Carel

Er zijn twee oneindigheden, het universum en de menselijke domheid. maar van het eerste ben ik niet helemaal zeker. Albert Einstein. :wink:

Tijs Huisman
Berichten: 40
Lid geworden op: 12-07-2010 20:44

Bericht door Tijs Huisman » 27-07-2010 11:57

Determinist, je voorbeeld van snelle soortvorming bij bepaalde vissen met grotere lippen vind ik zeer interessant.
http://evolutieencreat.forum2go.nl/fat- ... d-t45.html
Ik citeer je.

Zodra een groep organismen binnen dezelfde soort niet meer met de andere groep(en) binnen de soort DNA uitwisselen (eh zich vermenigvuldigen, zich niet vermengen) wordt de incompatibiliteit tussen de groep(en) groter, omdat de opvolgende DNA mutaties gescheiden blijven. En zoals bekend is DNA incompatibiliteit de basis voor de definitie van soort (de wetenschappelijke term).
Waarbij ik de kanttekening wil maken dat er bij evolutiebiologen verschillende definities van soorten bestaan, mede afhankelijk van de verschillende wetenschapsdisciplines.

Vanuit de populatiebiologie is al tientallen jaren dit een gebruikelijke definitie van een soort:
Een soort is een populatie van organismen die de mogelijkheid (de potentie) hebben om onderling te kruisen en daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen.
Bij biologen die de systematiek van het planten- en dierenrijk onderzoeken is dit een definitie die niet altijd voldoet, omdat veel primitieve soorten zich ongeslachtelijk voortplanten.
Systematici gaan bij de bepaling of deze soorten al dan niet tot dezelfde soorten behoren vaak uit van morfologische kenmerken, de kenmerken van de uiterlijke verschijningsvorm dus. De afgelopen tientallen jaren doen systematici ook steeds vaker aan genetisch onderzoek om op basis daarvan een goede indeling van soorten te kunnen maken. Maar genetisch onderzoek is tijdrovend en kostbaar.
Het zal nog heel wat jaren duren voordat van alle meer dan 1,5 miljard thans levende soorten het DNA genetisch in kaart gebracht is.

Geologen gaan net als de systematici in de plantkunde en de dierkunde vaak uit van de morfologische kenmerken van de fossielen die ze vinden.
Logisch, het is principieel onmogelijk om te testen of fossielen onderling kruisbaar zijn en daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen leveren.
Bij relatief jonge fossielen zijn er DNA sporen in het fossiele materiaal te vinden.
Dat is een belangrijk hulpmiddel bij het onderzoek naar de verwantschap van de fossielen. Maar in veel fossielen is het organisch materiaal grotendeels vernietigd, dus ook het DNA materiaal. Dat geldt zeker ook voor de oudere fossielen.

Kortom, evolutiebiologen komen er bij de huidige stand van de wetenschappen niet onder uit in verschillende disciplines nog steeds verschillende definities te kiezen.

Nogmaals, ik ben blij, dat je een duidelijk voorbeeld hebt gegeven van een snelle evolutie bij vissen.
Dat is een mooie aanvulling op de voorbeelden van recente soortvorming bij bijvoorbeeld koolmezen en meeuwen, zoals Ik die op het EO forum heb genoemd en op dit forum nog wel eens een keer uiteen zal zetten.
Het sluit ook mooi aan bij de voorbeelden die ik heb gegeven over spontane en snelle vorming van nieuwe polyploïde plantensoorten.
Tijs

Tijs Huisman
Berichten: 40
Lid geworden op: 12-07-2010 20:44

Bericht door Tijs Huisman » 27-07-2010 12:42

Carel.
Je citeert me.
Natuurlijke selectie leidt tot verarming van de soort, tot degeneratie.
Dat is al meer dan honderd jaren bekend.
Maar de wetenschap heeft niet stilgestaan.
Populatiebiologie en onderzoek naar isolaties van populaties spelen al tientallen jaren een belangrijke rol bij het onderzoek van het ontstaan van nieuwe soorten.
Uit onderzoek is al tientallen jaren geleden gebleken, dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen genetische isolatie, geografische isolatie, ecologische isolatie en voortplantingsbiologische isolatie.
Al deze vormen van isolatie leveren hun bijdragen aan de vorming van nieuwe soorten.
Van elk van deze vormen van isolatie kan ik goede voorbeelden leveren.
Je licht vooral dit stukje er even uit:
Genetische isolatie, geografische isolatie, ecologische isolatie en voortplantingsbiologische isolatie.
Al deze vormen van isolatie leveren hun bijdragen aan de vorming van nieuwe soorten.
Je vraagt me:
Zeker leveren die een bijdrage en in sommige gevallen kan het dan heel snel gaan. Kun je dit, dat is mijn vraag, ook toepassen op het toenemen van complexiteit? Dus juist het tegenovergestelde van degeneratie? Is er biologisch een mechanisme te bedenken, bestaande uit deze onderdelen of nog meer onderdelen dat ertoe leidt dat de complexiteit toeneemt?
Carel, naar mijn mening wel.
De meeste planten en dieren zijn diploïd, beschikken dus in elke cel van elk chromosoom een dubbel exemplaar.
Polyploïde plantensoorten met een verhoogd aantal chromosomen zijn complexer.
Ze bevatten van elk chromosoom in elke cel 4 chromosomen (tetraploïd), soms zelfs 6 chromosomen (hexaploïd) of soms wel 8 (octoploïd)
Ze hebben een sterk vergrote chromosomenset. Dat geeft de mogelijkheid om in complexe situaties te reageren op sterk veranderende milieuomstandigheden.
Als genen op het ene chromosoom het niet goed doen in moeilijke omstandigheden dan zijn er diverse alternatieve genen in elke cel aanwezig die mogelijkerwijs voor een oplossing kunnen zorgen

Na de laatste ijstijd in Europa zijn planten, struiken en bomen elk in hun eigen tempo vanuit Zuid Europa en Midden Europa naar Noord Europa gemigreerd.
In deze relatief korte tijd hebben zich honderden soorten aangepast tot polyploïde soorten.
Soorten die groter zijn dan de Zuid Europese soorten waaruit ze zijn ontstaan.
Soorten die zich in Skandinavie uitstekend kunnen handhaven terwijl hun oorspronkelijke Zuid Europese soortgenoten daar niet voorkomen, daar niet kunnen leven

Je stelt nog een vraag:
Waarom is het niet gebleven bij enkele stevige knoeperds, simpel en sterk, zeg maar bio-rambo's, die het, net als de haaien, lang konden volhouden maar als soort niet bijzonder complex waren/zijn?
Dat is een vraagstuk dat alles te maken heeft met de typen van isolatie die tot soortvorming leiden, naar mijn mening.

Ik zal daar binnenkort uitgebreid op ingaan.

Tijs

carel
Berichten: 1569
Lid geworden op: 15-07-2010 10:40

Bericht door carel » 27-07-2010 13:17

Hi Tijs,

Bedankt voor je post. Die toename van de complexiteit intrigeert me behoorlijk zoals je weet.

Op mijn vraag over de reden waarom de complexiteit toeneemt schrijf je:
Tijs Huisman schreef:Carel, naar mijn mening wel.
De meeste planten en dieren zijn diploïd, beschikken dus in elke cel van elk chromosoom een dubbel exemplaar.
Polyploïde plantensoorten met een verhoogd aantal chromosomen zijn complexer.
Ze bevatten van elk chromosoom in elke cel 4 chromosomen (tetraploïd), soms zelfs 6 chromosomen (hexaploïd) of soms wel 8 (octoploïd)
Ze hebben een sterk vergrote chromosomenset. Dat geeft de mogelijkheid om in complexe situaties te reageren op sterk veranderende milieuomstandigheden.
Als genen op het ene chromosoom het niet goed doen in moeilijke omstandigheden dan zijn er diverse alternatieve genen in elke cel aanwezig die mogelijkerwijs voor een oplossing kunnen zorgen
Een (sterk) vergrote chromosomenset geeft dus de mogelijkheid om in complexe situaties te reageren op sterk veranderende omstandigheden. Dat kan ik me goed voorstellen, dat is de krachtige kant van complexiteit, de mogelijkheid hebben om op zaken te reageren. Genetisch wordt hiermee dus een mechanisme geleverd dat het organisme 'tot in de genen' flexibel maakt. Een grote rugzak zeg maar, met daarin een touw als je dat nodig hebt, een zakmes, zaklamp, tandenstoker, speer (je weet maar nooit wat je tegenkomt)

Omstandigheden wijzigen voortdurend, het Panta rhei (alles is altijd in beweging, gebruikt om de gedachten van filosoof Heraclitus te omschrijven), waar Fons het laatst over had, moet een belangrijke driver zijn geweest voor de ontwikkeling van genen die meer alternatieven in hun balboekje hadden staan dan een diploid organisme.

De basis voor complexiteit ligt dus in basis/aanleg in de genen, glashelder.

Complexiteit en kwestbaarheid
Nu even de andere kant, de kwetsbaarheid. Die complexere genen, kennen die, naast meer alternatieven, ook een hogere kwetsbaarheid?

Stel van niet. Stel dat die complexere genen gewoon in staat waren op meer omstandigheden te reageren, dan had het misschien ook zo kunnen zijn dat er alleen maar simpele organismen waren geweest, voorzien van complexe genen, die door hun krachtige genen in zo ongeveer elke omstandigheid hadden kunnen leven. Dan had de natuur het hier bij kunnen laten.

De natuur heeft het hier echter niet bij gelaten, maar ging de ladder naar welhaast infinite complexiteit op. Waarbij er dus flexibiliteit op allerlei niveau's ontstond, op het niveau van de genen, de cellen, de organen, de lichaamsdelen, om te rennen en te grijpen en natuurlijk de de besturing van dat alles, sympatisch en parasympatisch en tenslotte het brein waarin ook weer een wezenlijke evolutie plaatsvond en waarin later de rede ontstond, waardoor de mens zijn eigen levensomgeving kon vormgeven.

Zo'n 40.000 jaar geleden leefden de mensen nog in grotten, hutjes, kleine leefgemeenschappen. Met eenvoudige gereedschappen, in staat om vuur te maken. In die betrekkelijk korte tijd, evolutionair gesproken dan, is er het nodige gebeurd.

Wat we niet weten is of die vroegere mens, homo sapiens neanderthalensis, tot dezelfde dingen in staat was als wij, hoe dan ook, hij was al enorm complex en (mooi zijn is soms pijn lijden) ongetwijfeld ook behoorlijk kwetsbaar.

Jouw genetische toelichting verklaart zeker een deel van mijn vraag, wellicht is het ook goed om het thema kwetsbaarheid in de beschouwing te betrekken
groet
Carel

Er zijn twee oneindigheden, het universum en de menselijke domheid. maar van het eerste ben ik niet helemaal zeker. Albert Einstein. :wink:

Peter T.
ID debat
Berichten: 528
Lid geworden op: 20-07-2010 18:22

Vroege vogels

Bericht door Peter T. » 27-07-2010 16:46

De meeste wetenschappers verdedigden tot voor kort de opvatting dat vogels afstammen van uitgestorven reptielen: „Ze zijn de laatst overgebleven dinosauriërs.” Recent onderzoek zet dat idee echter op losse schroeven.
De vondst van de Archaeopteryx lithographica in 1861 in een leisteengroeve bij het Duitse Solnhofen stimuleert Charles Darwin tot een theorie omtrent de afstamming van vogels. Hij beschrijft de archaeopteryx –de zogenaamde London Species– in de vierde editie van zijn ”Origin of species” als „een vreemde vogel met een hagedisachtige staart, met een paar veren aan elk gewricht en vleugels met twee klauwen.” De beroemde Britse wetenschapper Thomas Huxley interpreteert archaeopteryx in 1868 als een tussenvorm met reptielachtige eigenschappen.
De ‘primitieve’ vogel vult al gauw het gat tussen dinosauriërs en ‘moderne’ vogels. „De ontdekking van de eerste exemplaren van archaeopteryx kwamen overeen met de verwachtingen van de darwinisten en heeft een ongeëvenaarde invloed op de wetenschappelijke gemeenschap gehad”, zegt dr. Gunter Viohl, curator van het Juramuseum in het Duitse Eichstätt in het boek ”Evolution the grand experiment” (Carl Werner, 2007, ISBN 978 089 221 6819, € 13,95).

Sommige hedendaagse wetenschappers veronderstellen dat archaeopteryx een hybride is, die nog bepaalde dinosauriërachtige eigenschappen bezit: zoals onder meer een dinosauriërstaart, een geschubde reptielachtige kop en klauwen aan de vleugels.

Problematische chronologie

De claim dat de fossiele vogel een halve dinosauriër zou zijn, wordt echter niet door iedereen gedeeld. „Het ontbreken van veerafdrukken op en rond de kop, betekent niet dat die daar niet gezeten hebben. Kleine en fijne veren blijven vaak niet geconserveerd bij fossielen”, stelt dr. Peter Wellnhofer, paleontoloog aan de Bayerische Staatssammlung für Paläontologie in München. Zijn boek ”Archaeopteryx, der Urvogel von Solnhofen” (2008, ISBN 978 389 937 0768, € 78,00) geeft een nauwkeurige beschrijving van alle bekende archaeopteryxtypen. Daarnaast had de vogel een volledig ontwikkelde verentooi en was in staat om te vliegen als een hedendaagse vogel, aldus Viohl.

Moderne reconstructies, zoals die van het Chicago Field Museum, geven archaeopteryx een gewone gevederde kop en een uiterlijk als hedendaagse vogels. De lange staart is daarvoor geen belemmering.

Klauwen aan de vleugels zijn evenmin uniek voor ‘moderne’ vogels. Zo heeft een struisvogel klauwen aan zijn vleugels en een jonge hoatzin, een hoenderachtige uit Zuid-Amerika, ook.

Het is overigens frappant dat bij een hedendaagse vleermuis geen verwantschap met dinosauriërs wordt verondersteld. Die heeft immers eveneens vleugels met klauwen.

De meeste wetenschappers zitten op de lijn dat archaeopteryx afstamt van dinosauriërs. Ze hebben daarbij tweebenige vleesetende soorten als velociraptor, deinonychus en compsognathus op het oog, omdat die een vergelijkbare lichaamsbouw zouden hebben.

Dat geeft echter grote problemen voor de chronologie. Zo wordt de leeftijd van archaeopteryx en compsognathus geschat op 150 miljoen jaar; die van deinonychus op 93 tot 119 miljoen jaar; velociraptor 73 tot 80 miljoen jaar oud zou zijn. Grootmoeder kan niet afstammen van haar kleindochter.

Bovendien behoren deze soorten dinosauriërs tot de Saurichia, die hagedisheupen hebben, en niet tot de Ornithischia, die over vogelheupen beschikken. „We weten op basis van de huidige kennis niet van welke dinosauriër de vogels afstammen”, concludeert Viohl.

Dino met veren

In de Chinese provincie Liaoning duiken sinds midden jaren 90 van de vorige eeuw met enige regelmaat van de klok fossielen van gevederde dinosauriërs op. Volgens sommige wetenschappers het bewijs dat vogels afstammen van dinosauriërs. Anderen onder wie Wellnhofer zijn sceptisch. „Zijn dit dinosauriërs met veren? Een andere mogelijkheid is dat dit geen dinosauriërs zijn, maar primitieve vogels.” En dat is niet het enige probleem met deze fossielen.

Hij beschrijft waarom de Chinese gevederde fossielen niet konden vliegen. Hij ziet dat aan de structuur van de veren. Die is symmetrisch zoals bij een struisvogel en een emoe, terwijl een vliegende vogel asymmetrische veren bezit.

Archaeopteryx, die wel kon vliegen, is volgens de gangbare datering zelfs ouder dan de gevederde dinosauriërs, die gedateerd worden op 125 miljoen jaar oud. „De dinosauriërs uit China zijn niet de voorouders van de vogels. Er is geen bewijs voor oudere dinosauriërs met veren”, meent Viohl.

Toch hebben paleontologen in 2008 in de Chinese provincie Jianchang een gevederde dinosauriër gevonden die ouder is dan archaeopteryx, de zogenaamde Anchiornis huxleyi. In het wetenschappelijke tijdschrift Nature van vorige maand meldden ze dat deze tussen de 161 en 151 miljoen jaar oud is.

Een complicatie is dat anchiornis symmetrische veren aan alle vier de poten heeft. Hij kon niet vliegen en de veren moeten in de weg hebben gezeten bij het lopen, denkt ontdekker en paleontoloog Xu Xing van de universiteit van Peking. „Het is erg verwarrend. Je komt nogal ongebruikelijke kenmerken tegen als je dicht bij de overgang van dinosauriër naar vogel bent.”

Ook evolutiebioloog Alan Feduccia, van de universiteit van North Carolina, duizelt het inmiddels. „Het is een gecompliceerde puzzel, die laat zien hoe wazig de verschillen in de evolutiestamboom zijn tussen dinosauriërs en vogels.”

Samenraapsel

Schokkender is dat de echtheid van Chinese fossielen ter discussie staat. Dr. Timothy Rowe, hoogleraar biologie en geologie aan de universiteit van Texas, analyseert in 2000 enkele daarvan met een CT-scan. Een armbot dat in een onnatuurlijke positie lag, wekt aanvankelijk zijn argwaan.

De röntgenbeelden laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Rowe treft in de steen met resten van confuciusornis (vogel van Confucius) splinters roestvast staal, specie, ingesloten luchtbellen en verf aan.

„Alleen door met de scanner te kijken, kon ik zien dat het opgebouwd was uit drie lagen. Twee daarvan waren natuurlijk, de bovenste laag was echter gemaakt door mensen.”

Rowe publiceert in Nature in 2001 een ander geval van fraude. Het betreft een fossiel van Archaeoraptor liaoningensis, een fossiel met een ongewoon grote reptielenstaart en –vreemd genoeg– twee identieke voeten. Het maakt deel uit van de privéverzameling van de Amerikaan Stephan Czerkas, eigenaar van het dinosauriërmuseum in Utah. Het versteende dier lijkt een perfect exemplaar dat half dinosaurus, half vogel is.

Onder de CT-scan ontdekt Rowe dat de toplaag van het fossiel is opgebouwd uit 88 stukjes: 23 stukje van een vogel (Yanornis martini), 26 stukjes van een ander dier en nog 39 stukjes, die voor het blote oog onzichtbaar met specie aan elkaar verlijmd zijn. De staart is afkomstig van een microraptor, een kleine dinosauriër, een zogeheten dromaeosauriër.

Officieel weet niemand wie dit samenraapsel op z’n geweten heeft. Er zijn echter wel vermoedens. „Dit fossiel is waarschijnlijk in elkaar gezet door een Chinese boer, die zijn fossiel completer wilde maken, zodat hij hem voor een hogere prijs kon verkopen”, aldus dr. Zhonghe Zhou, hoogleraar paleontologie aan de universiteit van Peking in The Independent van 2002. Hij publiceerde in Nature van 1999 al twijfels over de echtheid van het fossiel.

Feduccia verzucht in Science van 2005 dat een open discussie over de evolutie van vogels nauwelijks nog mogelijk is door de stroom publicaties over gevederde dinosauriërs in National Geographic, Nature en Science. „De komst van de gevederde dinosauriërs betekent de ondergang van de paleontologie. Werkelijke ontdekkingen worden afgedaan als ongeldig, maar gevederde dinosauriërs zijn inmiddels onderdeel geworden van de fantasie van het vakgebied.” In een e-mail aan een collega schreef Feduccia zelfs: „Al met al, vind ik de hele dinovogelkwestie schokkend bedriegelijk.”

Dino zonder veren

De gedachte dat vogels afstammen van tweebenige dinosauriërs kreeg recent nog een forse knauw. Onderzoekers van de Oregon State University ontdekten dat het dijbeen van een vogel niet kan bewegen. Dat voorkomt dat de vogellong inklapt terwijl de vogel inademt. Landdieren, zoals onder meer dinosauriërs en zoogdieren, hebben een beweegbaar dijbeen, zonder ademhalingsfunctie, stellen ze in de Journal of Morphology van juni 2009.

Bovendien hebben warmbloedige vogels twintig keer meer zuurstof nodig dan koudbloedige reptielen. Ze hebben daarvoor een unieke longstructuur met een grote gaswisselingscapaciteit. Dat geeft vogels voldoende longcapaciteit om te vliegen.

Het verbaast John Ruben, onderzoeksleider en hoogleraar zoölogie aan de Oregon State University, dat na eeuwenlang bestuderen van vogels en vliegen een basaal onderdeel van de vogelbiologie nog onbegrepen was. „Deze ontdekking betekent dat vogels parallel aan dinosauriërs zijn geëvolueerd. Een velociraptor kreeg dus niet op een bepaald moment veren om daarmee op te stijgen en naar de einder te vliegen.”

Volgens Jonathan Sarfati van de Amerikaanse organisatie Answers in Genesis is daarmee bevestigd wat creationisten al jaren beweren: „Vogels zijn niet geëvolueerd uit dinosauriërs.”

http://www.refdag.nl/nieuws/vroege_voge ... t_1_360296

carel
Berichten: 1569
Lid geworden op: 15-07-2010 10:40

Bericht door carel » 27-07-2010 17:38

Hi Peter,

Ik ben blij dat je met een referentie komt Peter, dat is winst.

Nu jouw vogelverhaal. Ik pak er even wat cladogrammen bij, je weet wel, de stamboom der dieren op basis van taxonomie en genetica. Over onderstaande opvolging van voorouders en de bijbehorende claden is men inmiddels vrij zeker.

Vogels, (Bron: Evolutie, historisch panorama van leven op aarde. Douglas Palmer, Tirion uitgevers 2009)

Ik begin bij de Theropoda, de tweevoetige dinosauriers, waar de velociraptor onder meer toe behoort.

Mijn beschrijving begint bij de ‘diepste’ clade (aftakking, de ‘oervader’ van alles wat later komt. A bevat de voorouder van b en die weer van c. Zo werkt het cladogram)

a. Saurischa, met het naar voren wijzende pubis en achterwaarts wijzende ischium (primitieve kenmerken die je bij de hedendaagse vogels in beginsel nog tegenkomt)

b. splitsing naar Theropoda, de tweevoetigen dus.

c. Dan de Tetanurae, wat ‘stijve staarten’ betekent. Tot deze groep behoren alle theropoden die nauwer verwant zijn met huidige vogels dan met Ceratosaurus (jura tot laat-krijt)

d. De Avetheropoda (ik bedenk die termen niet hoor), met onder meer de predator Allosaurus, inclusief de huidige vogels

e. De Coelerosauda, onder meer de kleine Microraptor tot aan de grote T.Rex. Daar gaan we verder mee. Alle overige claden op dit level zijn uitgestorven, dus daar zijn we in dit verband snel mee klaar

f. Talloze claden, waaronder Oviraptor, Troodon, Gorgosaurus. De Microraptor had vogelkenmerken, tot aan de clade van de Nyctiocorax, wat weer een latere clade de Avalae bevat, de vogels. Alle claden op dit niveau: uitgestorven. Bij de Maniraptora beginnen zich vogelachtige kenmerken te ontwikkelen, verlengde handen met drie klauwen die steeds meer de vleugelachtige vorm van echte vleugels krijgen.

g. Avialae. De vogels dus. Deze groep bevat alle gevederde dinosauriers met vleugels voor een flapperende vlucht. De groep telt ongeveer 9700 soorten vogels. Unieke kenmerken die ze delen met Archaeopterix en levende vogels, zijn: de structuur van het schouderblad, verhoudingen en structuur van de ledematen, gereduceerde tanden en ontwikkelde vliegveren

Let op: de Archeaopterix was een gemeenschappelijke voorouder, dus dat dier had ook andere kenmerken die je niet bij de vogels tegenkomt, zoals tanden.
PeterT schreef:Het verbaast John Ruben, onderzoeksleider en hoogleraar zoölogie aan de Oregon State University, dat na eeuwenlang bestuderen van vogels en vliegen een basaal onderdeel van de vogelbiologie nog onbegrepen was. „Deze ontdekking betekent dat vogels parallel aan dinosauriërs zijn geëvolueerd. Een velociraptor kreeg dus niet op een bepaald moment veren om daarmee op te stijgen en naar de einder te vliegen.”
Je ziet dat bovenstaande quote nogal veel door elkaar gooit, de velociraptor is een van de eerste afsplitsingen van de theropoden, de vogels zijn echt uit een van de voorouders, een dino, geevolueerd, dat laat mijn stukje cladogram zien. Wel zijn er verschillende vertakkingen geweest, de velociraptor en de vogel zitten nogal ver van elkaar af dus.
groet
Carel

Er zijn twee oneindigheden, het universum en de menselijke domheid. maar van het eerste ben ik niet helemaal zeker. Albert Einstein. :wink:

Plaats reactie