Hi Peter, (en ook @Juda)
Ik heb de tekst ook gevonden op
http://alturl.com/ye542 . Daar kun je tenminste stukjes tekst uit kopieren. Uit de PDF kan dat niet, althans mij lukt het niet.
Bruinsma, bioloog, dus hij kent het vakgebied noemt drie grote problemen met de natuurwetenschap. Ik denk dat hij hier de evolutiebiologie bedoelt. OK, zo vat ik dat op en ga ik er mee verder.
Probleem 1. Bruinsma:
Het eerste probleem is het ontstaan van het leven. Het allersimpelste leven moet in elk geval beschikken over eiwit en nucleïnezuur.
Hoe vaak moet het nog gezegd worden: abiogenese, het ontstaan van het leven
hoort nadrukkelijk NIET bij de evolutietheorie. Dit begint me enorm te storen eerlijk gezegd en Bruinsma als bioloog moet dit weten. Hier lijkt het er toch een beetje op dat Juda gelijk heeft met zijn opmerking over misleiding waar het het creationisme betreft. Dit is gewoon misleiding door Bruinsma, linksom of rechtsom, tot een andere conclusie kun je niet komen. Geen goede start eerlijk gezegd, ben ik niet blij mee.
Probleem 2. Bruinsma:
„Het tweede probleem zit in de gang van laag naar hoog georganiseerd. Onze genetische informatie is ontzaglijk veel rijker dan de genetische informatie die in een eventuele oercel kan hebben gezeten. Ongerichte mutaties, ofwel beschadigingen van het DNA, zouden volgens evolutionisten die nieuwe informatie geleverd moeten hebben. Dat is volstrekt irrationeel en vraagt inderdaad om een geloof, een evolutieléér.
Dit is een essentieel - en dus goed - punt, waar de evolutiebiologie overigens wel een antwoord op heeft. Het is op dit forum verschillende keren voorbij gekomen, al kan ik het niet terugvinden. In eigen woorden dan: Het gaat om een ontwikkeling, waarbij er een steeds complexere celstructuur ontstond en die tussenvormen waren op zich allemaal 'levensdragend', maar werden via natuurlijke selectie langs de kant gezet ten faveure van de complexere cel die beter aangepast bleek aan de eisen die de omstandigheden stelden. En het waren wel ongerichte mutaties, maar het
selectieproces is niet ongericht, dat is géén toeval. Hier het woord toeval gebruiken riekt naar .... inderdaad, misleiding en dat wéét Bruinsma als bioloog heel goed.
De laatste opmerking van Bruinsma (
Dat is volstrekt irrationeel en vraagt inderdaad om een geloof, een evolutieléér) is flagrant. Dit is een totaal niet onderbouwde truc om de evolutietheorie tot een geloof te bombarderen. Niet sterk en al helemaal niet fraai. Het is a) niet irrationeel, sterker, er is heel goed over nagedacht, en geformuleerd en geherformuleerd. Volledig binnen de wetenschappelijke spelregels. En dus vraagt het totaal niet om een geloof. Volstrekt niet. Hier zou Bruinsma toch even in de spiegel kunnen kijken, hij lijkt Hans Klok of Hans Kazan wel.
Probleem 3. Bruinsma:
Het derde probleem voor een evolutionist is de complexiteit die optreedt. Hogere levensvormen zijn in hun bouw, functie en gedrag ontzettend veel complexer dan lagere. Daar zat Darwin al mee. Komt er bij voorbeeld een nieuw orgaan, dan moet alles in één klap goed zijn. Krijg je eerst een tussenvorm die nog niet goed functioneert, dan wordt die uitgeschakeld in de ‘struggle for life’. De complexe patronen moeten in één keer perfect zijn. Dat zoiets toevallig tot stand komt, is te gek voor woorden.”
Grote woorden, dat 'te gek voor woorden'. Laat ik dat nu niet ook doen, gewoon inhoudelijk dus. Laat ik zelfs het woord 'evolutionist' staan, alhoewel het me nogal irriteert.
Die complexiteit baart mij ook zorgen. Complexer betekent zeker dat je beter in staat bent je aan te passen aan veranderende omstandigheden of je te weer stellen tegen vijanden. Dat is dus een pré vóór complexiteit. Maar het contra is dat complexe organismen kwetsbaarder zijn. Nu is voor mij de vraag en daar zou Bruinsma eens wat dieper op in moeten gaan, waarom die pré's het hebben gewonnen van die cons. Ik ben daar zelf dus ook niet uit.
Waar Bruinsma echt volledig de bocht uitvliegt is dat 'in één keer goed', want dat is niet het geval. Die tussenvormen hadden ook een functie, de ontwikkeling van het oog is te uit en te na bekend en elke tussenvorm in de ontwikkeling had een kijk-functie, eerst kon je licht donker onderscheiden, daarna ook boven en beneden, vervolgens vage vormen (camera obscura) en later weer haarscherpe beelden. Het is een misvatting dat tussenvormen van organen geen functie zouden hebben. Het kan zelfs zijn dat de functie onderwijl een aantal keren is veranderd, zoals je bij de vleugels ziet. Bruinsma is in de 80, misschien is hij dit vergeten, maar de biologie is hier heel duidelijk over. Niet mis te verstaan.
Dit zijn dus de 'drie grote problemen' van Bruinsma met evolutie. Ik zie voor Bruinsma zelf een vierde probleem: zijn studie nog maar eens overdoen!